Is zelfvertrouwen niet zo belangrijk?

Nu snap ik het echt niet meer: de relatie tussen zelfvertrouwen en presteren is klein?! Zie deze review waarin de auteurs schrijven: ”Zelfvertrouwen domineert de sportmedia en de atletische retoriek als essentieel voor prestaties, in uitspraken als “Als je geen vertrouwen hebt, zul je altijd” een manier vinden om niet te winnen” (Carl Lewis, negenvoudig Olympisch gouden medaillewinnaar).

Echter, op basis van onze meta-analyse en twee eerdere meta-analyses, is de vertrouwen-prestatie relatie relatief klein met een paar belangrijke moderatoren”.

Natuurlijk heb ik de auteurs aangeschreven, er moet iets niet kloppen toch? Maar nee, het is inderdaad een smal effect. Alhoewel een smal effect ook relevant kan zijn aldus een van de auteurs. Maar kun je goed presteren zonder zelfvertrouwen vroeg ik natuurlijk door? Ja dat kan is het antwoordt, je kunt ook presteren zonder ‘veel zelfvertrouwen’.

Wat ik hieruit meeneem, maar ik ben enigszins in verwarring, is dat zelfvertrouwen wel van invloed is maar dat je ook met een ‘beetje zelfvertrouwen’ kunt presteren. En dat er andere factoren zijn die van invloed zijn op de prestatie. Zou zelfvertrouwen misschien belangrijker worden als het echt spannend wordt?

Reacties

Mitchel Kevenaar SPORTPSYCHOLOOG VSPN® Head First Golf
Dat “Ik snap het niet meer” moment had ik toen ik het werk van Gardner & Moore las. “Sport psychologists have long believed that succesful performers are less anxious and more confident, and less prone to negative thoughts.”

Maar veel belangrijker dan je zelfvertrouwen, of spanning is je vermogen om deze te accepteren, je aandacht bij de taak te houden en het gewenste prestatiegedrag te laten zien.

“It is not the absence of negative thoughts, physiological arousal or emotions such as anxiety or anger that predict performance outcomes, it’s the degree to which the individual performer can accept these experiences and remain attentionally and behaviorally engaged in the performance task.”

Of zoals Kelly Dekker vaak aanhaalt, volgens mij van Jonah Oliver, “They don’t hand out medals for positive thoughts and confident feelings.” Deze uitkomst lijkt daarmee in lijn te zijn”.

De grote belangen waaronder sporters choken zijn lastig na te bootsen, dus gaat het in veel onderzoeken meer om onderpresteren onder druk. Die onderzoeken laten zien, bijvoorbeeld het werk van Raôul Oudejans, dat er geen verschil is in de ervaren spanning / fysieke kenmerken van spanning tussen mensen die goed presteren of slecht presteren onder druk.

Mijn idee is dat de druk niet anders is, maar de interpratie van de druk en het omgaan met de druk wel. In welke mate verstoort het de focus? Dat is het meest bepalend voor de prestatie.

Vorig jaar heb ik me hier weer eens in verdiept met dit blog als resultaat: https://headfirstgolf.nl/spanning/wat-14-wetenschappelijke-bronnen-zeggen-over-presteren-onder-druk/

Zelfvertrouwen en Self Efficacy
Men maakt onderscheidt tussen zelfvertrouwen (“the perceived ability to accomplish a certain level of performance”) en self-efficacy (“a performer’s belief that he or she can execute a behavior required to produce a certain outcome successfully”) en onderzocht alleen de eerste.

State versus Trait
Self-confidence is both a personality trait (i.e., “a relatively stable predisposition” and a psychological state (i.e., “a transitory emotional condition”. This means that some athletes, by nature, will tend to be more confident than others. However, even the most naturally confident athlete may experience low self-confidence in specific circumstances (e.g., following an unexpected defeat) or unfamiliar territory (e.g., the football quarterback on the 10 m diving board). Our review is specific to studies that evaluated the relationship between state self-confidence and sport performance and excludes investigations of trait self-confidence traits.

Bij welk type sport is zelfvertrouwen belangrijker?
“our results showed a stronger relationship between confidence and performance in short duration sports compared to longer duration sports and individual sports compared to team sports.

Leeftijd?
Nearly all samples were younger adults, with mean age exceeding 30 in only three studies. With aging and gathering experiences, athletes might accrue greater knowledge of task demands and therefore provide more accurate confidence estimates. We suggest that future research should investigate the confidence–performance relationship in targeted populations, such as all-female and master athletes.