Vechtsport redde mijn leven

Het klinkt te cliche:”straatjochie zonder ouders vindt karate”. Toch is het waar. Het was de combinatie van een levensdoel, een praktische filosofie, fysiek sterker worden en de hele traditie die mij op piepjonge leeftijd richting gaf.

Ik las boeken over karate meesters en wilde net als hun zo sterk zijn dat niemand me meer pijn kon doen. Ik ontdekte in karate rolmodellen die ik niet had gehad omdat papa er niet was. Als jonge jongen wil je een man figuur hebben om tegen op te kijken, om te modelleren.

Die vond ik in de bijna mythische karate leraren als Mas Oyama, de grondlegger van de ‘strongest karate’. Oyama vocht tegen stieren en had een ‘dodelijke punch’.  

Wat wil je nog meer als jonge jongen van de straat, zonder vader en op zoek naar onoverwinnelijkheid. Zijn kyokushin full contact karate deed mijn jongenshart dreunen van herkenning en ambitie.

Ik raakte ook in de ban van Oyama’s Nederlandse top leerling: wijlen Jan Kallenbach. Nu veertig jaar later geef ik les op zijn ALO in Amsterdam in zijn Dojo in zijn geliefde martial arts. Het leven draait in cirkels en deze cirkel is weer rond. Mooi rond, ook al denk ik vaak aan hem als ik op zijn plekje zit.