De taal van de eerste levenshelft is haast een andere dan die van de tweede. Aldus dit prachtige boek. Beide talen zijn bekend bij hen die in de morgen en de avond van het leven hebben mogen leven. In de eerste helft van ons leven zijn we van nature en terecht bezig met het vaststellen van onze identiteit: klimmen, bereiken en presteren. In de woorden van Jung: ““The first half of life is devoted to forming a healthy ego, the second half is going inward and letting go of it.”
Maar klimmen, bereiken en presteren zullen ons niet op dezelfde manier dienen naarmate we ouder worden en aan een verdere reis beginnen. Een reis met uitdagingen, fouten, verliezen en bredere horizon die ons uit onze vroegere comfortzone schokt. Door te vallen en te falen worden we rijker en gaan we onszelf op een andere en meer levens gevende manier zien. Chip Conley schrijft over het verschil tussen attainment en atunement: “Attainers tend to “achieve through effort” or tame nature. Attuners “adjust to be harmonious” or attune with nature”. Naarmate ik ouder mag worden neemt attunement een grotere plek in. Mijn taal is aan het veranderen. “The afternoon of life is just as full of meaning as the morning; only, its meaning and purpose are different…. ~Carl Jung,”.
Falling upward geeft mooie perspectieven op onze levensreis en dat ‘vallen en falen’ onlosmakelijk verbonden zijn met ‘opstaan en groeien’.